Handig. Voor een pak koekjes hoef je bij de Albert Heijn To Go op station
Amsterdam Amstel zes maanden lang niet naar de kassa. Met een speciale
mobiele telefoon van Nokia scan je zelf het product en reken je vervolgens
eigenhandig af. Het bedrag wordt automatisch van je rekening afgeschreven.
Het voelt bijna als stelen.

Het is de zoveelste proef met mobiel betalen. Cafetaria Febo,
dierenpark Blijdorp, supermarkt C1000, Groningse terrassen en Rotterdam
(winkels en openbaar vervoer), allemaal hebben ze de technologie getest.
Maar wanneer stopt het testen en is de introductie als officiële
betaalmethode?

“Voorlopig is mobiel betalen nog toekomstmuziek”, zei Dan Armstrong, technisch
directeur van Rabo Mobiel dinsdag tijdens een conferentie over mobiel en
contactloos betalen. De oorzaak is niet zozeer van technische aard. Vooral
het zakelijke aspect is een bottleneck. “Er zijn heel veel partijen bij
betrokken”, legt Armstrong uit. “De vraag is steeds wie waar voor
verantwoordelijk is en, belangrijker, wie waar geld aan verdient.” Kortom,
wiens klant is het?

Henk Bohlander, oprichter van Transcent en betrokken bij de business
development van mobiele portemonneeleverancier Payter, is het met hem eens.
“De telefoonmaker, chipmaker, sim-bouwer, operator, de ontwikkelaar van
applicaties en de bank, wensen allemaal iets te verdienen. En uiteindelijk
moet daar óf de consument óf de winkel voor opdraaien. En willen die dat
wel? Daar ligt een groot probleem.”

Armstrong ziet nog een ander issue. “Wie gaat de consument bellen wanneer er
een probleem is? De Rabobank? De bank waar hij bij is aangesloten? De
winkel? Het is allemaal nog erg ondoorzichtig. Dat is zeker geen voordeel.”

De kosten zijn bovendien hoog. Winkels moeten extra apparatuur
aanschaffen om betalen met de mobiele telefoon mogelijk te maken. En dan is
er ook nog een consument die nergens voor wil betalen. Een deelnemer aan het
consumentenpanel op de conferentie zei het treffend: “Ik ga toch niet
betalen als ik mijn eigen geld wil opnemen?”

In Japan wordt al langer betaald met mobieltjes. Maar daar is er maar een
partij die zorgt voor de onderliggende technologie, Sony. Dit bedrijf
ontwikkelde Felica, voor de smartcard en de mobiele telefoon. In Nederland
is er nog niet zo’n standaard.

Er zijn nog meer obstakels. Zo zijn er nauwelijks mobieltjes op de
markt met een Near Field Communication (NFC) chip. Met zo’n ingebouwde chip
kan de telefoon communiceren met een hiervoor geschikte betaalautomaat.
Nokia heeft twee modellen op de markt met speciale geïntegreerde chip. Maar
dat is natuurlijk veel te weinig om de modebewuste klant aan te spreken. Pas
in 2011/2012 komen Samsung en Nokia met meer NFC-toestellen, voorspelden de
sprekers op de conferentie.

Er zijn wel andere mogelijkheden. Zoals een speciale sticker met chip voor op
de telefoon of een aangepaste sim-kaart. Maar zeker bij de laatste optie
moeten weer veel afspraken gemaakt worden. En dat gaat niet zo snel.

Bovendien is de positie van huidige betaalmiddelen in ons land sterk. Pin,
chip, cash en creditcard laten zich niet zomaar vervangen. Consumenten zijn
eraan gewend. Vooral pin is hier heel groot. Japan kende bijvoorbeeld lang
niet zo’n brede acceptatie van de pinpas.

Om met deze betaaltechnieken te concurreren moet mobiel betalen iets
extra’s bieden. “Met alleen betalen kun je de consument niet voor je
winnen”, denkt Jeroen van Dinther, consultant bij Capgemini. Dat IT-bedrijf
bouwde de proef in de Amsterdamse Albert Heijn To Go. “Het gaat om de extra
diensten. Betalen is slechts het opstapje.”

Van Dinther geeft een voorbeeld. “Stel ik heb een allergie en kan door te
scannen met mijn mobiel, onmiddellijk zien of een product voor mij geschikt
is of niet. Vervolgens krijg ik suggesties waarmee ik het product eventueel
kan vervangen.”

Ook Bohlander van Transcent ziet de toegevoegde waarde vooral in de
extra diensten. “De ov-chipkaart of Bonuskaart kan worden geïntegreerd. De
bioscoop kan last minute-kortingen aanbieden of je kunt kaartjes bestellen
voor een voetbalwedstrijd. Allemaal via de mobiel. Handig toch?”

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl